Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Open Podium-Item

Meer plezier van onze voetbalgenen | Het Nederlandse voetbal zou zoveel meer kunnen betekenen 21 mei 2013

door: Jeroen Siebelink

Terwijl landen als Duitsland bij ons de kunst van het leren voetballen afkijken, halen wij er voor onze eigen jeugd niet uit wat erin zit. Hebben voetbalclubs veel verstand van voetbal, maar weinig van kinderen?

De voetbalcompetitie zit erop. Verdwaasd om zich heen kijkend verlaat een half miljoen Nederlandse kinderen de velden. Macabere Mad Max-vechtarena’s waren het weer, als we de meldingen bij het nieuwe KNVB Meldpunt Wanordelijkheden zo eens doornemen. Oververhitte ouders, opgefokte spelers die elkaar naar het leven stonden. Op een congres over Sport en Emotie - vorige week maandag in Utrecht - vochten pedagogen en criminologen over de oplossing: betere opvoeding, meer ouderlijk gezag. Of toch meer repressie en keiharde uitsluiting? Alsof het zo simpel is. Maar nu is het even stil. Het laatste ritje met papa terug naar huis nog, en een zomer van gezellige toernooitjes en strandvoetbal lonkt. ‘Weer geen kampioen ... waarom doe jij nooit ’s wat ik roep … moet ik je soms van voetbal afhalen? Ik doe dit voor mijn lol, hoor.’

Ouder, voetbal, kind. Troebel soepje. Dat grimmige meteen, als resultaten uitblijven. Als ons kind even staat te dromen, in plaats van zijn ‘stinkende best’ te doen. Als wij een keer niet worden vertederd door ons oude zelf. Met elk nieuw, fris jeugdspelertje krijgen clubs zijn sombere schaduw er gratis bij. Ouders? Hebben trainers vooral last van. Ze trainen het liefst een weeshuis.

Over de grens verbaast men zich erover hoe wij in Nederland niet bezig lijken met onszelf, maar deel zijn van iets hogers, een idee. Een Programma. Het hechte verenigingsleven dat naadloos aansluit op de schooluren, de buurtfunctie van drieduizend clubs, al die fijn betrokken papa’s die teams coachen, het hoogste aantal gediplomeerde trainers van Europa, de methodische stappen om kinderen een aanval te leren opbouwen en af te ronden, de beroemde opleidingen tot profvoetballer, de wereldspelers die we afleveren – van laag tot hoog lijkt het wel alsof we samenwerken aan één doel. Nationaal voetbalplezier. In Holland schijnen ze nog echt van voetbal te genieten, in stilte langs de lijn.

Een feit: van elke tien Nederlandse pupillen zijn er zeven tegen de juniorenleeftijd van de grazige velden verdwenen. Dat zijn tienduizenden kinderen per jaar. Nu stelen ze nog onze harten in hun kleurige Messi-shirts en met hun kluitjesvoetbal. Ze gaan hoe dan ook verloren voor de teamsport.

Nogal wat trainers weten wel waarom. Afhakers zijn ‘het soepie’. Mindere voetballers, slappelingen zonder voetbalouders, pubers met vage hobby’s – geen groot verlies voor de club. Kwetsbare gevallen onder hen zoeken voortaan afleiding op straat, maar er is ook goed nieuws: drie van die tien jonge spelers blijft behouden. Op hen voeren we de druk snel op. Testosteron en adrenaline zingen steeds vrijer rond op de velden, spelers schoppen tegenstanders en grensrechters doormidden, ‘mindere spelers’ belanden op de bank.

Wíj zijn het die gecoacht moeten worden. De sombere schaduwen. Ik las er weinig over in het KNVB Actieplan tegen voetbalgeweld. De bond is bang te worden weggezet als ‘Zeist’, die lui met het vingertje. Intussen noteerde het Meldpunt in de eerste zeven weken van haar bestaan 172 zaken: elk weekend raken hele groepen ouders slaags, een jongetje is een gebroken been geschopt, een ander raakte door karatetrappen bewusteloos. En ja, die voetbalmoeder die een clubvoorzitter radeloos maakte door een elfjarige jongen te mishandelen.

Via de eveneens nieuwe Hulplijn werd tien keer per weekend om directe bijstand gevraagd bij een noodsituatie – de roep om nog meer maatregelen zwelt aan. Intussen worden jeugdteams voor het leven geroyeerd, complete voetbalclubs zijn uit de competitie gehaald. Tegelijk dreigt het gevaar dat het nummer verwordt tot een ordinaire kliklijn; zo is er een vader die al jarenlang zijn zoon filmt en na elk weekend beelden naar de KNVB stuurt. Boodschap: mijn zoon is weer onheus bejegend.

Ergens houdt het stimuleren op, en begint het fnuiken. Vooral als je veel verstand hebt van voetbal, en minder van kinderen. Als de organisatie staat, maar het echte werk nog moet beginnen. Maatwerk, dat elk kind verdient.

Hoe doen topvoetballers het met hún kinderen, vroeg ik me af. Misschien kunnen zij ons helpen? Elf voetballegendes zeiden: leuk, kom maar kijken.

Neem Roy Makaay. Wat doet hij, als hij naar Dani (10) kijkt? Das Phantom zwijgt vooral. Ooit was Dani een veel scorend spitsje, nu mag hij van zijn coach alleen nog ballen afpakken en naar voren roeien. Toch houdt Roy zijn mond. Hij hoopt: een eigen weg in voetbal vindt Dani toch wel.

Is dit de manier? Zwijgen? Of dolen kinderen dan zonder zingeving over het veld? Glenn Helder - gevallen sterspeler van Arsenal - laat zien dat er ook niks mis mee is als je streng over het voetbalgeluk van je zoon waakt. Ik volgde hem tijdens een tweedaags toernooi. Zoals hij Jilani (10) en zijn medespelers begeleidt. Eerste wedstrijdje verloren? Maakt niks uit. Het kind en de bal, niets dan het kind en de bal. De bal, zei hij tegen zijn nog wat dromerige team, is jullie eten. ‘Jullie hebben weken niet gegeten.’ Met wriemelende handen voor zijn mond beeldde hij hongersnood uit. ‘Als jullie die ene hoge bal laten stuiteren, gaat een ander ermee weg. Kun je wéér niet eten. Je wordt moe, te moe om zo’n bal ooit nog te pakken. Pak dat eten als eerste, deel het met je vriendjes. Toch?’

Glenns beeldende lessen buitelden twee dagen lang over elkaar heen. Voetbal, dat is iets dat je samendoet. Sámen aanvallen, sámen verdedigen. Samen passen en vrijlopen, samen winnen en verliezen. ‘We hoeven maar drie dingen goed te doen. Weten jullie nog welke? Heel goed. Passen, aannemen en vrijlopen. Dan houden wij de bal, lopen zij achter ons aan en worden zij moe. Toch?’ De Hollandse School in zijn kern, erfenis van Michels en Cruyff. Een idee, een Programma, dat het voetbalgeluk van kinderen centraal stelt. Uitgewerkt in speelse, doordachte oefenvormen, optimale leersituaties, en veel, heel veel dolletjes. Voor volwassenen nog altijd een onbekende, pedagogische schat.

Intussen hield Glenn ouders van het lijf. Ouders, die informeerden naar de stand, het doelsaldo, de topscorers. ‘Glenn, Glenn!’
- ‘Huh?’
- ‘Kunnen we nog kampioen worden?’

Ik volgde nog negen grote spelers. Zo gaat Pierre van Hooijdonk nog een stapje verder dan Glenn. Hij vindt het lastig het spel aan zijn zoon over te laten. Hij herkent dingen in Sydney (12), dingen waar hij zelf vroeger ook mee worstelde. Doe nou maar zoals ik deed, dan komt het goed.

Ook Ruud Geels maakt zich zorgen. Als Quinn (15) bij opa logeert, neemt Ruud hem altijd mee naar een trapveldje en onderwerpt hem aan Spartaanse sessies. Om hem te harnassen.

Niet doen, zou Kenneth Pérez zijn collega-vaders adviseren. Vaak voorzeggen, stevig spel en lange ballen hoog over het middenveld heen leiden tot gewonnen wedstrijden, zo ervoer ook hij bij het coachen van Daniel (13), maar spelers beleven er minder plezier aan en leren het spel minder goed te spelen. Observeer in stilte, zo doceert nota bene de Deen volgens het bondsboekje, help ze individueel, concentreer je op voetbalhandelingen en bij oudere pupillen op het samenspel.

Vertrouwden we op dit gedachtegoed, op onze Hollandse voetbalgenen, dan maakten we ons ook niet zo druk langs de lijn. Kinderen reageerden teleurstellingen niet af op tegenstanders en arbitrage, maar speelden voetbal. Hollands voetbal. De garantie om ze er een leven lang van te laten genieten – en wij van hen. Zoals Erwin Koeman dat kan van Len (21), en John de Wolf van Desley (22). Een makkie, zulke gedreven selectiespelers. Zij hoeven niet te worden gemotiveerd om het beste uit zichzelf te halen – zij profiteren al genoeg van al ons verstand van voetbal. Maar wanneer gaat het soepie dat doen?

Een korte versie van deze column verscheen op zaterdag 11 mei in NRC Handelsblad

Jeroen Siebelink is schrijver en journalist en jeugdtrainer bij de Amsterdamse voetbalclub WV-HEDW. Van zijn hand verscheen recent Voetbalgenen, Vaders en Zonen van Oranje. Daarin kijkt hij met elf voetballegendes naar hun eigen kind op het voetbalveld. Hoe doen zij het, als vader langs de lijn? Eerder schreef hij De Voetbalbelofte, Achter de Schermen van de Jeugdopleiding en Allemaal Uitblinkers, een verhalende KNVB-handboekenserie. Voor meer informatie: www.jeroensiebelink.nl of volg hem op Twitter
« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst