Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Open Podium-Item

Nederland moet méér halen uit zwemtalenten 22 maart 2011

door: Roald van der Vliet

Nederland heeft in de geschiedenis heel veel mondiale zwemtoppers voortgebracht. Maar om hun superprestaties te kunnen blijven herhalen, is stilzitten geen optie. In de meeste concurrerende landen worden namelijk talloos meer potentiële talenten geboren en zijn de ambities vaak torenhoog. Nederland zal moeten investeren in talentherkenning, talentontwikkeling en in samenwerking tussen bedrijfsleven, sport en wetenschap.

Verbazingwekkend is het feit dat Nederland met vier dames vertegenwoordigd is in de mondiale top tien op de honderd meter vrije slag. Nederland waterland telt immers slechts zestien miljoen inwoners en neemt qua inwonersaantal een bescheiden zestigste plaats in. Grote landen als China (1,3 miljard inwoners), India (1,2 miljard) en Verenigde Staten (370 miljoen) en Brazilië (198 miljoen) worden met schijnbaar speels gemak al jaren op achterstand gehouden.

Met verbazing worden ook de estafetteprestaties van onze Nederlandse 'golden girls' op de 4x100 meter vrijeslag gevolgd. Onze dames domineren op EK, WK en Olympische Spelen en bezitten al lange tijd het wereldrecord op de 'koninginnenestafette'. Het is statistisch praktisch onmogelijk dat telkenmale in Nederland een wereldsprintster geboren wordt. Toch lukt het steeds opnieuw een of meerdere wereldtoppers af te leveren op dit prestigieuze sprintnummer.

In chronologische volgorde voerden verschillende Nederlandse dames de wereldranglijst aan: Inge de Bruijn, Marleen Veldhuis, Inge Dekker, Ranomi Kromowidjojo en Femke Heemskerk viel deze eer de afgelopen 10 jaar al ten deel.

Het lijkt er dus op dat Nederland de infrastructuur in de zwemsport goed op orde heeft. Nagenoeg alle kinderen leren zwemmen, ons land telt meer dan 1500 zwembaden, waarvan er 808 openbaar toegankelijk zijn. Onder leiding van technisch directeur Jacco Verhaeren zijn er vier regionale trainingscentra (RTC) opgestart, in Amsterdam, Dordrecht, Drachten en Eindhoven. In deze centra worden talentvolle jeugdzwemmers bijeen gebracht, om daar onder leiding van een fulltime coach te trainen. De coach wordt omringd door specialisten zoals een fysioloog, (para)medische staf, krachttrainer en een voedingsdeskundige. Het onderwijs wordt aangepast aan het strakke trainingsschema.

Zodra sporters uit een RTC over een voldoende niveau beschikken, worden ze opgenomen in een Nationaal Trainingscentrum (NTC). Nederland telt twee NTC’s: één in Amsterdam en één in Eindhoven. In een NTC ontbreekt het de sporters aan niets. Prima trainingsomstandigheden en een zeer uitgebreide trainingsstaf.

Er lijkt dus geen vuiltje aan de lucht. Toch is het aannemelijk dat ons land in de toekomst met meer concurrentie te maken gaat krijgen. Snel groeiende grote economieën als China, India, Brazilië, Mexico en Zuid-Korea zullen zich naarmate de welvaart toeneemt ook tijdens de Olympische Spelen meer willen profileren. Een land als China liet daar tijdens de recente Olympische Spelen in Peking al geen twijfel over bestaan. Het won met overmacht het medailleklassement.

Nederland spreekt hardop uit dat het de ambitie heeft om in de top-tien van het medailleklassement tijdens de Olympische Spelen te eindigen. Het lijkt echter onwaarschijnlijk dat dit mogelijk is. Fysiologen roepen al jaren dat tachtig procent van een prestatie bepaald wordt door talent. Niet voor niets werd de uitspraak 'if you want to become a champion, choose your parents well' door een wereldberoemde inspanningsfysioloog te berde gebracht. Om de Nederlandse Ambitie om in de top-tien van het medailleklassement te geraken waar te maken, moet er stevig geïnvesteerd worden in de sporten waar veel kansen op medailles liggen.

Wat mij betreft moet de grootste investering gedaan worden in talentherkenningssystemen. Ondanks dat bijna alle kinderen in Nederland leren zwemmen, bestaat er geen systeem om uit die grote groep potentiële wedstrijdzwemmers talenten op te sporen. Dat is verwonderlijk. De doorstroom naar zwemverenigingen is dan ook bedroevend. Hier ligt een enorme kans voor de Nederlandse zwemsport die niet verzilverd wordt. Alle kinderen zwemmen uiteindelijk af voor het A-diploma, het kan dan toch niet moeilijk zijn om een talentherkenningssysteem op te zetten dat zowel tijdens de lessen als tijdens het diplomazwemmen gebruikt kan worden. Samenwerken met de lesgevers bij het elementair zwemmen is de eerste stap op weg naar succes.

De volgende investering die gedaan moet worden is in talentontwikkeling. Tot op de dag van vandaag bestaat de begeleiding in een vereniging vaak uit goedwillende vrijwilligers zonder pedagogisch- didactische achtergrond. Het lijkt een schot voor open doel om samenwerking aan te gaan met de zes Academies voor Lichamelijke Opvoeding, een dertigtal ROC’s Sport & Bewegen en de vijf CIOS’sen. De jonge mensen die daar studeren beschikken over meer dan gemiddeld didactische, pedagogische en sportieve vaardigheden en kunnen verenigingen prima ondersteunen.
Het moet mogelijk zijn om binnen gemeenten en onderwijsinstellingen de handen op elkaar te krijgen om studenten te binden aan zwemverenigingen. En ze te laten begeleiden door een docent van zo’n onderwijsinstelling om te zorgen voor voldoende kwaliteitsborging.

De derde investering moet gedaan worden in het verder uitbouwen van de samenwerking tussen bedrijfsleven, sport en wetenschap. Wanneer deze drie partijen tot werkelijke samenwerking komen en allen kunnen renderen door en voor de sport, dan zal er een ongekende voortgang worden geboekt. Er zal meer sportgerichte kennis worden ontwikkeld. Nieuwe trainingsmiddelen en -systemen zullen worden uitgevonden en niet onbelangrijk er zal nieuwe business worden gecreëerd in de sport. Voor bedrijven wordt het dan interessant om te investeren. Het InnoSportLab Zwemmen in Eindhoven heeft er al voor gezorgd dat bedrijfsleven, sport en wetenschap elkaar in de zwemsport hebben gevonden. Deze samenwerking moet verder uitgewerkt worden in de komende jaren.

Nederland wordt wakker, het beschikbare talent in Nederland zal op basis van getallen altijd overvleugeld worden door het buitenland. Onze redding is uit minder(e) talenten meer te halen, alleen dan zal het Wilhelmus blijven klinken!

Roald van der Vliet (1973) studeerde in Tilburg af als docent Lichamelijke Opvoeding. Hij vervolgde zijn studieloopbaan aan de Universiteit Maastricht. In 2002 studeerde hij af aan de faculteit gezondheidswetenschappen met als afstudeerrichting bewegingswetenschappen. Zijn onderzoek naar de zin en onzin van krachttraining voor wedstrijdzwemmers werd beloond met de aanmoedigingsprijs van NKS Boymans. Momenteel is hij werkzaam als docent aan Fontys Sporthogeschool en heeft hij een eigen onderneming opgericht onder de naam Evidence Based Training. Van der Vliet is sinds januari 2007 tevens werkzaam als manager van het InnoSportLab De Tongelreep (www.swimcentre.nl). Volg Roald van der Vliet ook op Twitter
« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst